Dag 2c - 26 mei
Ieper is een stad van paradoxen. Het is een aantrekkelijke, levendige, typisch Vlaamse stad met in het middelpunt de markt omzoomd door 17e eeuwse gebouwen. De immens grote Lakenhal met 46 toegangsdeuren waarboven een imposant belfort uittorent, is het absolute hoogtepunt van architecturele schoonheid. Maar Ieper is Ieper niet meer. De stad is een kopie van zichzelf.
Tijdens de oorlog werd de stad zo hevig beschadigd dat vrijwel geen enkele steen op de andere bleef. Volgens sommigen was de verwoesting van dien aard dat deze het eind van de westerse beschaving inluidde. Winston Churchill vond dat er maar één redelijk alternatief voor de toekomst van Ieper was: hij wilde dat de stad in ruïnes bleef liggen om als een soort Belgisch Pompeï de mensheid te waarschuwen tegen de waanzin van de oorlog.
Een charmant idee, maar de Vlamingen dachten er anders over. Nu was de stad een paar jaar voor de Grote Oorlog grondig opgeknapt en gerestaureerd. Er waren daardoor foto's van alle belangrijke gebouwen bewaard gebleven. Na de oorlog werd Ieper dan ook met veel inzet zo goed als mogelijk nagebouwd, veelal met gebruikmaking van de oude stenen. Een keus waarvan de stad tot op de dag van vandaag de zoete vruchten plukt.
Natuurlijk is er ook veel verloren gegaan. Bekend zijn de verhalen van de Britse soldaten en officieren (!) die met hamer en beitel ornamenten uit het puin van historische gebouwen sloopten als souvenir voor thuis. Maar goed, de stad is prachtig herbouwd en paradoxaal genoeg verdient zij nu haar bestaan voor een groot deel aan het oorlogstoerisme.
Ieper wordt compleet overlopen door Britten. Ze zijn overal: in het museum, op de gedenkplaatsen, in de cafés en op de markt. 's Ochtends zet de hele stoet zich in beweging en trekt met bussen, per auto en op de fiets de stad uit om de vele slagvelden en begraafplaatsen in de omgeving te bezoeken. Op iedere straathoek is wel een 'guided tour' met gids te boeken en bij alle monumenten staan ronkende touringcars te wachten (tot groot genoegen van omwonenden) tot de toeristen zich melden voor de volgende étappe van de toer.
Dit fenomeen heeft, zoals zoveel in het leven, z'n voors en tegens. De pluspunten zijn dat Ieper er ontegenzeggelijk door groeit en bloeit. Verder wordt menige Brit (plus bewoners van de andere Gemenebest-landen) bevestigd in z'n nostalgische gevoelens van het soort van 'Brittannia rules the waves'.
Het was niet voor niets dat Margareth Thatcher in de 80er jaren - behalve zich bezig te houden met de Falklands - ook opdracht gaf de Eerste Wereloorlog op te nemen in het curriculum van alle scholen. Mét verplicht bezoek aan de slagvelden. Zo mochten wij vandaag getuige zijn van hele Britse schoolklassen die werden bijgepraat over het fenomeen bomkraters en de gevolgen van stress te velde. Leerzaam!
Veel van die kids waren vanavond ook present bij het beroemde blazen van de Last Post. Dit is een fenomeen. Al sinds 1927, toen de imposante (en volgens sommigen megalomane) Menenpoort was voltooid, wordt deze ceremonie daar elke avond gehouden. Vanavond waren er maar schatting zo'n 1000 mensen bijeen. Lange rijen met bussen brengen de mensen naar de poort en vanuit de stad trekt een hele stoet volk die kant op.
Stipt om acht uur wordt het muisstil. Daarna blazen een of meer mannen op de bugel de 'Last Post', hét muzikale afscheid bij militaire begrafenissen. Vervolgens citeert iemand - doorgaans een besnord, martiaal type op eerdbiedwaardige leeftijd, de beroemde versregels van Binyon 'For the Fallen' eindigend op: 'We will remember them'. Deze laatste zin wordt als een weesgegroetje meegesproken door alle aanwezigen.
Op mij maakte het de indruk van een soort bezwering. Alsof het wegzinken in de vergetelheid van alle gevallenen een enorm onheil teweeg zou brengen. Iets wat kost wat kost vermeden moet worden. En misschien is dat ook zo. Immers, wie zijn verleden vergeet, is gedoemd het te herhalen. We will remember them... Terecht!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten