Dag 4c - 27 mei
In het dorpje Mesen was na de oorlog geen steen meer op de andere gebleven.Jules Depoortere, een van de eerste inwoners die na de oorlog terugkwam, herkende zijn huis alleen nog aan de tegels van de keukenvloer.
Niet alleen de huizen, maar ook de kerk, het stadhuis en het klooster waren verwoest. Voor de oorlog was Mesen het centrum van de omliggende gehuchten en door de jaarlijkse biggenmarkt - de zwijntjesmart - had het plaatsje ook een streekfunctie. Daarnaast was er een groot klooster waarvan de nonnen zich gespecialiseerd hadden als internaat voor de dochters van legerofficieren.
Na de oorlog was alles anders. De rijkere inwoners kwamen vaak niet meer terug naar het dorp en weken uit naar Rjjssel. De zusters gaven het klooster op en trokken naar Oost-Vlaanderen. Boeren hadden geen vee meer voor de zwijntjesmart en al met al slonk het inwonertal tot zo'n 1200 mensen, de helft van het oorspronkelijke aantal.
Toch hernam het leven z'n loop. Er werden noodwoningen gebouwd, allemaal 10 m achter de rooilijn zodat daarvoor mettertijd de permanente woningen konden worden gebouwd. In 1922 werd, tussen de puinhopen, alweer halfvasten gevierd. En het toerisme kwam op gang. Nog geen jaar na de wapenstilstand reden de eerste auto's met oorlogstoeristen al rond en dat doen ze nog steeds.
Wat nu, in 2015 ovallend is, dat er zoveel nieuwe huizen worden gebouwd. De 'oorlogshuizen' van 14-18 en van 40-45 waren van slechte kwaliteit. Er waren geen vakmensen meer en bouwmaterialen waren schaars. Blijkbaar is 't nu de tijd - en is er geld - om dat te veranderen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten