vrijdag 22 mei 2015

Het kielzog van de oorlog

‘Er bestaat volk genoeg dat je de nobele kanten beschrijft, de heroïsche kant, de geëxalteerde kant van de oorlog. Ik moet je schrijven wat ik gezien heb, de andere kant.’ 

Ellen la Motte 
De Amerikaanse verpleegster Ellen la Motte (1873 – 1961) was een opmerkelijke vrouw. In 1915 ging ze als vrijwillige verpleegster aan het werk in een Frans veldhospitaal in het West-Vlaamse Poperinge. Ze noteerde haar dagelijkse observaties in een dagboek dat uitgegeven werd onder de titel  'The Backwash of war'. Het is een van de meest heftige en authentieke verslagen van de bloederige
achterkant van het front. Het boek is tientallen jaren verboden geweest. Niet voor niks natuurlijk, want het beeld van een heldhaftige strijd voor volk en vaderland smolt als sneeuw voor de zon bij haar beschrijving.

Ellen la Motte was een vrouw met onafhankelijke geest en een scherp observatievermogen. Ze zag soldaten, kinderen soms nog, uren-, dagen- zo niet wekenlang onmenselijk lijden en uiteindelijk creperen.  Als verpleegster moest ze met zeer beperkte middelen opboksen tegen de gevolgen van het lugubere bedrijf dat oorlog heet. Vaak was het enige wat gedaan kon worden de gewonden op een primitieve manier amputeren van hun afgrijselijk verminkte ledematen en de pijn proberen enigszins dragelijk te maken door het toedienen van morfine. In deze morfine komt het beeld van de 'poppies' weer terug. Klaprozen zijn een soort papavers en daaruit wordt morfine gemaakt. Het verlangen dat spreekt uit het gedicht 'In Flanders fields the poppies grow...' is daarmee meer dan het lyrisch beschrijven van de schoonheid van een klaproos.

In haar boek maakt Ellen la Motte korte metten met alle illusies en het toen gangbare idealisme over de oorlog. Haar boek is zo sarcastisch en ontdaan van iedere illusie, dat het kort na de publicatie in 1916 verboden werd. Immers, geen enkele man zou na het lezen van haar boek nog vrijwillig en 'vol goede moed' naar het front gaan.

‘Door uitnemende chirurgie, door uitnemende verpleging, zouden sommigen naar huis kunnen terugkeren, réformés, voor het leven verminkt, een last voor zichzelf en de maatschappij. Anderen zouden weer genezen, sterk genoeg om weer veertig kilogram aan marsuitrusting te torsen, en in de vuurlinie weer aan flarden te worden geschoten.’

In het eerste hoofdstuk beschrijft Ellen la Motte de absurde geschiedenis van een jonge soldaat die probeert zich van het leven te beroven maar daarin faalt. Hij wordt verpleegd tot hij weer gezond is om vervolgens als deserteur tegen de muur gezet te worden en geëxecuteerd. De reden: hij was weggevlucht van de waanzin van het slagveld. Zoiets kon natuurlijk niet getolereerd worden en de maatregelen die de heren officieren namen (die vaak kilometers ver achter het front verbleven) om vaandelvlucht te voorkomen waren dan ook niet zachtzinnig.
                                                                                                                                                              
'Ze verbonden elke dag zijn wonden. Meerdere meters gaas waren nodig, gaas voor zoveel franc per rol. Erg veel ether, erg veel jodium, erg veel windsel – een dure zaak, kortom. Al die verspilling voor een man wie de kogel wachtte zodra hij gezond genoeg was.’ ‘Veel beter alles te gebruiken voor de hopeloos verhakkelden, of voor hen die in de loopgraven de dood weer in de ogen zouden zien.' 


Smerigheid is de grote constante
Schrijnend is ook het verhaal over een tienjarige jongen die in het café van zijn ouders in Ieper geraakt is door een granaatscherf. 'Er viel niets anders te doen dan proberen die te verwijderen. Een hopeloos geval was het toch. Zonder operatie zou het joch sterven, of tijdens de operatie zou hij sterven, of hij zou sterven na de operatie.’ De jongen roept hartverscheurend om zijn moeder, die aanvankelijk weigert te komen, want, zo zegt ze, ze kan niet gemist worden in het café. Onder dwang komt ze dan tenslotte, maar voor de begrafenis wil ze geen tijd vrij maken.

Smerigheid is de grote constante in het boek, in de oorlog. Letterlijk, in de afschuwelijke wonden van de soldaten en de afschuwelijke omstandigheden waaronder ze moeten zien te overleven. Maar ook figuurlijk: de onverschillige verpleegsters, de ijdele chirurgen die alleen geïnteresseerd zijn in persoonlijk gewin, en de officieren die in de dorpen achter het front op jacht gaan naar jonge meisjes om aan hun trekken te komen.
Het kielzog van de oorlog

Met haar bijtend sarcasme laat La Motte geen enkele ruimte voor een illusie, een groter overkoepelend verhaal dat zin aan de oorlog zou kunnen verlenen.

'Zo gaat dat. Er ligt smerig bezinksel op de bodem van de meeste zielen. Oorlog, hoe groots ook, is niet noodzakelijk een zuiveringsproces dat mannen en naties loutert.'

Bijna honderd jaar na dato is het werk van Ellen la Motte nog steeds een oorspronkelijke bijdrage aan de collectieve herinnering van La Grande Guerre. Ze beschreef niet alleen wat ze waarnam in de Grote Oorlog, maar tilde die waarnemingen ook naar een hoger plan met haar vlijmscherpe observaties over hoe de mens ten diepste is.

Jarenlang was het boek van Ellen la Motte zo goed als vergeten tot in 2008 de Belgische schrijver Edwin Mortier 'Backwash of war' uit het Engels vertaalde en onder de titel 'Het kielzog van de oorlog' ontrukte aan de vergetelheid.

Mocht je ooit iets willen lezen over de Eerste Wereldoorlog, haal dan diep adem en lees. Léés dit boek - het doet je haren rechtop staan en de huiveringen over je ruggengraat lopen, maar je hebt in één keer scherp wat voor gruwel een oorlog eigenlijk is.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten