zondag 31 mei 2015

Het Nivelle-offensief

Dag 7c - 31 mei

Hij was overtuigd van zijn gelijk. Eén stevige artillerie-aanval gevolgd door een bestorming door zijn soldaten en de Chemin des Dames zou heroverd worden op de Duitsers. Daarna zou Laon binnen 24 uur heroverd worden.

De Chemin des Dames ligt op een hoogvlakte van waaruit zowel de vlakte van Reims als die van Laon beschoten kunnen worden. Voor wie deze weg in handen heeft, ligt de weg naar Parijs open. Dat verklaart ook de felheid waarmee er om dit stuk van Frankrijk is gevochten. 

Generaal Nivelle was niet alleen ambitieus, het was ook een kletskous. Al zes maanden was hij met zijn mannen bezig geweest met de voorbereidingen voor de grote doorbraak die op 7 april 1917 zou plaatsvinden. Hij was er zo trots op dat hij de details erover op feestjes vertelde. Handig voor de Duitsers die bovendien al een aantal Franse  krijgsgevangenen hadden gemaakt die papieren op zak hadden waarop details van de plannen stonden.

Ondanks grote bezwaren van andere generaals zoals Painlevé, ging Nivelle door met zijn plannen. Op 7 april stuurde hij zijn soldaten de heuvel op waarbjj ze vrijwel geen dekking hadden. Er zjjn verhalen van eenheden die naar het front vertrokken blatend als schapen uit protest dat ze als beesten naar de slachtbank werden gejaagd.

In totaal kostte dit offensief dat ruim een maand duurde en veel muiterij opleverde 270.000 Franse soldaten het leven en 163.000 Duitse. 


Nb: aanrader: het museum van le Caverne du Dragon vlak voor Hurtebrise

De konijnenflat

Dag 7b - 31 mei

Noord-Frankrijk is de graanschuur van het land. In het departement van de Somme en de l'Oise staan de boerderijen in het dorp. Ze zijn gebouwd in carrévorm. Ook al is er nu veel veranderd in de bedrijfsvoering, toch is er veel van het oude te herkennen. Zo hebben ze bijna allemaal van origine een 'lapinerie' in de toegangspoort. Dat zijn konijnenhokken die allemaal boven elkaar zjjn gebouwd. Daar zaten de Flappies van toen te wachten tot er iemand trek kreeg in een recept dat onveranderlijk begon met 'lapin aux..'.

Kippen hebben niet de neiging om weg te lopen, dus die mochten vrij rondlopen rond de mesthoop op de binnenplaats - nou ja, tot er iemand trek kreeg in een recept dat begon met 'poulet aux...'

Er is hier veel akkerbouw en minder veeteelt. De golvende heuvels worden bebouwd met veel verschillende vruchten: graan, bieten, maar ook veel erwten. Die staan nu allemaal in bloei waardoor er een witte bruidssluier over het land lijkt te liggen. Prachtig!

Boven, op de hoogvlakte van de Chemin des Dames, zijn de bedrijven veel groter en liggen buiten de dorpen. Soms is er een hele rij huisjes naast gebouwd voor de arbeiders. Dat zijn nu mini-dorpjes van zes of zeven huizen. De akkers zijn immens. Veel tarwe, gerst, koolzaad en bieten. Geen vee te bekennen.

Regen op de Chemin des Dames

Dag 7 - zondag 31 mei; Attichy -> Corbeny (82 km, totaal 484 km) (natte dag, stevige wind, deels achterwind, golvend landschap; mooi!!) (hotel Chemin des Dames t.o. kerk in Corbeny).

Half zeven ging m'n alarm af. Ik was al een tijdje wakker en lag moed te verzamelen om uit mijn slaapzak te komen.Het was koud vannacht, het is bijna juni en nog steeds is het weer te koud voor de tijd van het jaar en dat merk je in een klein tentje. Nou ja, op z'n minst is het karakterversterkend en dat is nooit weg.

Naast de tent stond een picknicktafel met banken. Een superieure vorm van luxe die zo gewoon is op Amerikaanse campings. Al met al duurt het zo'n anderhalf uur voor ik het ontbijt heb klaargemaakt (met koffie!!), een lunchpakket heb klaargemaakt en alle spullen weer heb ingepakt. Vooral dat laatste moet met aandacht gebeuren. In totaal heb ik zes tassen bij me en alles heeft z'n vaste plaats. Dat moet ook, want anders kun je na twee dagen niks meer vinden.

De route slingert zich golvend door het dal van de Aisne. Ik passeer allerlei slaperige dorpjes waar het enige teken van leven is dat mensen met bossen bloemen (het is hier moederdag) en taarten onderweg zijn.

Als ik Soissons passeer, rijd ik even de stad in om koffie te drinken. Eigenlijk zou hier een boel te zien zijn, maar ik wil me focussen op de route.

Niet lang na Soissons klimt de weg naar de hoogvlakte tussen het dal van de Aisne en de Ailette. Hier loopt de beroemde 'Chemin des Dames'. Vroeger zouden hier de dochters van Louis XVI per rijtuig naar hun gouvernante zijn gereden.

Nu is de weg bekend vanwege de veldslagen die er zijn uitgevochten. Napoleon vocht hier met de Pruisen in 1814. Een van de zwaarste slagen uit de Grote Oorlog werd hier uitgevochten en in de Tweede Wereldoorlog was het hier weer een slagveld. De grond is hier letterlijk doordrenkt met bloed.

Het regent de hele middag en het is koud. Na het museum Caverne du Dragon - met een prachtig uitzicht over de vallei - zet ik koers naar de camping 7 km verder. De regen komt met bakken uit de grauwe lucht. Als ik door Corbeny fiets, zie ik in mijn ooghoek een bordje 'hotel'. Vol in de remmen dus. Anderhalf uur later zit ik achter een lekker bordje eten in de kroeg en klets met een Engels echtpaar. Als dat geen vakantie is!

Het recept van de maarschalk

Dag 6c- zaterdag 30 mei

Koken kon ie niet, nog geen ei. Dat hoefde ook niet want als opperbevelhebber van het Franse leger heb je mensen die dat voor je doen. Wat ie wél kon, was het perfecte recept opstellen voor een volgende wereldoorlog.

Maarschalk Foch was een ijzervreter. Altijd al geweest ook. Hij was voorzien van een karakter dat geen oog had voor  nuances wat bijzonder nuttig is in  sommige beroepen. Hij stond aan het hoofd van het Franse leger toen in november 1918 de positie van de Duitsers ten lange leste onhoudbaar was. Dit als gevolg van de onmisbare steun van de Britse en Amerikaanse legers, maar wat Foch betreft was dit een detail.

Foch verordonneerde de Duitse generaals zich te melden op een open plek in het bos van Compiègne, eertijds de speeltuin waar alle Franse koningen op jacht gingen. Hij was een man met oog voor historische details. Toen bleek dat de Duitse generaals in een mercedes zouden komen, verbood hij dat en stuurde een citroën. 'Wij hebben ook goede auto's.'

De generaals arriveerden op 10 november. Toch werd de wapenstilstand pas in de vroege ochtend van 11 november getekend. Dat was dankzij de  vooruitziende blik van de maarschalk: 11-11-11 (11november om elf uur) was natuurlijk veel makkelijker te onthouden voor al die lieve schoolkindertjes die over zijn heldendaden zouden leren.

De Duitse generaals verkeerden in de vooronderstelling dat er over de condities van de wapenstilstand te onderhandelen viel. Niet dus. Het was slikken of stikken. En bij dat slikken hoorden ongehoord grote herstelbetalingen die de Duitsers moesten betalen. De Franse president Poincaré (die destijds veel minder macht had dan de president nu) waarschuwde Foch dat dit zou uitlopen op een ramp.  Het mocht niet baten. De wapenstilstand werd getekend in een treinwagon middenin het bos van Compiègne.

Met de communicatiemiddelen uit die tijd duurde het natuurlijk wel even voor iedereen langs het 1000 km lange front op de hoogte was van dit heugelijke feit. En dus sneuvelden er nog onnodig veel jonge mensen. Het is natuurlijk niet fijn om te horen dat je man of zoon gesneuveld is, maar om te horen dat je geliefde gevallen is terwijl het officieel al vrede was, is helemaal afschuwelijk. Foch loste dit probleempje op een pragmatische manier op: alle Franse soldaten die stierven op de 11e november kregen als sterfdatum 10 november. 'Gevallen op het veld van eer.' Het zal een hele troost zijn geweest.

Duitsland kon op geen stukken na voldoen aan de exorbitante eisen tot herstelbetalingen. Het land verarmde en er kwam onvrede en politieke instabiliteit. De keizer ging in Doorn houthakken en maakte plaats voor een besnorde korporaal met voorkeur voor bruine en zwarte hemden.

22 jaar later was het de beurt aan de Duirsers: Hitler liet in 1940 de Fransen in dezelfde wagon in het bos bij Compiègne de wapenstilstand tekenen. Vervolgens liet hij de wagon naar Berlijn brengen en de plek in Compiègne - waar nu natuurlijk een groot beeld van maarschalk Foch stond - liet hij compleet verwoesten zodat Foch voortaan in de leegte zou kijken. Alweer een leider met oog voor historische details!

De wagon is aan het eind van de oorlog verbrand door de SS op last van de Führer, twee dagen voordat deze zelfmoord pleegde bij de val van Berlijn.

zaterdag 30 mei 2015

REAGEREN OP BLOG NU MAKKELIJK

Van een aantal van jullie hoorde ik dat het plaatsen van commentaar bij het blig niet eenvoudig was. Thomas heeft dit nu goed ingesteld en vanaf heden verheug ik me op jullie in azijn gedrenkte pennetjes met beschouwingen en overdenkingen 😊

Schrikken op de fiets

Dag 6a - zaterdag 30 mei (Péronne -> Attichy; 94 km; mooi zonnig, wel fris en tegenwind). (Camping bij Attichy aan de Aisne; mooi en goed.)

Om acht uur zit ik op de fiets. De route loopt langs de camping dus dat is makkelijk. Je rijdt zo het jaagpad langs de kanaal van de Somme op en je komt autovrij de stad uit.

Ik geniet van de mooie route, de vogels (nachtegaal!) en de bloemetjes (veel rode koekoeksbloemen) en wat onvermijdelijk is, gebeurt: ik mis met verve de afslag en zie pas later dat de route meer naar rechts loopt. Balen!

Terug rijden is ook zowat, maar tussen mij en de route gaapt een diepe kloof. Nou ja, een sloot met veel water en dat is net zo erg. Op de GPS zie ik dat er hoop gloort: een stuk verder kan ik naar rechts. Als ik 't probeer, rijd ik me vast op een industrieterreintje dat met hekken is gesloten. Tsja, het is zaterdag. Nog een stukje verder zie ik een haarlijntje op het GPS-schermpje. Zou dit...? En jawel. Er ligt een piepklein brugje over de sloot, prachtig overwoekerd door metershoge brandnetels met daarna een hoog talud. Met zo'n volbepakte fiets is zoiets natuurlijk een peulenschil, maar ik red het. Geen meter teruggereden. Leve de GPS!

De route vandaag is meer dan prachtig en al met al minder heuvelachtig dan gisteren. Er zit één echte, stevige klim in en daarvoor wordt keurig een alternatief geboden. Ik heb gekozen voor de steile variant en die gaat door een mooi bos met als beloning een fikse afdaling.

Tussen de middag eet ik mijn boterhammetjes op tussen de graven van  't Duitse oorlogskerkhof in Lassigny, 'n piepklein dorpje. Eerst denk ik dat het een klein kerkhof is, tot ik me realiseer dat er op ieder kruisje vier namen staan. Er liggen meer dan 1700 mannen en jongens op dit plekje wat maar 'een schoteldoek groot' is. En nergens iets van een bloeiend plantje om het op te fleuren zoals op de andere oorlogskerkhoven. Er is zelfs geen veekering: de eerste beste koe die de kuierlatten neemt, kan hier zo over de graven lopen. Ook dat is bij de geallieerde kerkhoven ondenkbaar.

Nu we het toch hebben over dingen waarvan je kunt schrikken op de fiets, gister ben ik me drie keer rot geschrokken. Twee keer omdat voorbijrijdende grapjurken het nodig vonden om, al hangend uit 't autoraampje, luid joelend te vragen of ze moesten duwen... Tsss...

De andere keer dat ik me rot schrok was toen er een reegeit wegvluchtte uit de berm met hoog gras. Ze was geen twee meter van me vandaan toen ze de benen nam. Wat een mooi beest!

Hoop sterft als laatste

Dag 6 - 30 mei, Roye (Picardie) - onderweg

De jongste zal een jaar of twaalf zijn, als ze dat al is. Ze is blijkbaar meegekomen met haar vader en mag zelf ook een gokje wagen. Met een gespannen gezicht loopt ze naar de automaar war ze kan zien of ze een winnend lot heeft. Niet dus. Teleurgesteld loopt ze terug naar haar vader die geen oog heeft voor haar omdat hij bezig is te wedden op de paarden.

Het café is goed gevuld. Alle plaatsen aan de bar van de Lotto/Tabac zijn bezet en er lopen voortdurend mensen in en uit. Mensen die elkaar  kennen, geven elkaar  'une bise' (Eentje! En niet dat belachelijke Hollandse gedoe met drie smakken in de lucht of erger... bbrrr!)

De koffie is uitstekend en mocht je er iets bij willen: de bakker zit hiernaast.Wel even zelf halen. De meeste mannen laten de koffie voor wat ie is en nemen een roseetje of een biertje. Om daarna ongegeneerd in het bejaarde Peugeootje te stappen en plankgas weg te stuiven.

Zo'n café als dit  geeft een goed beeld van Noord-Frankrijk. Er is weinig werk en dus veel armoede. Iedereen hoopt op die  éne kans om binnen te lopen. En er is altijd wel een reden te bedenken waarom jij zou winnen. Morgen is het hier moederdag met een jackpot van 12 miljoen. 'Hope is the last thing to die,'  zeggen de Engelsen en gelijk hebben ze.

'Ces sales boches...!'

Dag 5c - 29 mei

De Slag om de Somme begon op 1 juli 1916 en wordt algemeen gezien als de beslissende slag in de Grote Oorlog. Nu kan ik uitleggen wat er toen gebeurde, maar anderen hebben dat al veel beter gedaan.

Wat mij opvalt, is dat er in deze streek, waar honderdduizenden soldaten hun leven verloren in de slag om de Somme  en waar in totaal zo'n 1000 (!!) oorlogskerkhoven zjjn, er vrijwel geen Duitse kerkhoven te vinden zjjn.

Dat kan natuurlijk komen doordat het Duitse front een stukje noordelijker lag, maar ik vermoed dat er nog iets meespeelt: de overwonnenen moeten ook in hun dood hun plaats kennen.

Het is een klein dorpje, Achiet-le-petit. De naam uitspreken duurt langer dan er doorheen te rijden. Aan de rand van het dorpje is een sobere begraafplaats waar een paar honderd Duitse soldaten liggen.

De kruisen die hun graven markeren zjjn grauw. Het gras is al een tjjdje niet gemaaid.   Het ontvangststukje is opgetrokken uit grove, rode stenen. Daarnaast, op het gemeenteljjke kerkhof, liggen 10 geallieerden. Er wapperen vier vlaggen boven hun hagelwitte stenen. Het gras eromheen lijkt wel gemanicuurd.

De boodschap is duidelijk: het zjjn, ook na 100 jaar, nog steeds 'des sales boches' (rotmoffen). De natuur is meer vergevensbereid: een aantal van de Duitse kruisen is door de ouderdom wit uitgeslagen. Mettertijd worden het gewoon weer jongens die aan de verkeerde kant van de grens woonden toen de aaanzin zich meester maakte van weldenkende mensen.

Nb: overal op de oorlogskerkhoven was het de Duitsers verboden om witte kruisen of stenen te gebruiken. Een aangrjjpend voorbeeld is het kerkhof in  het Belgische Vladsloo waar de zoon van Käte Kollwitz ligt en haar aangrjjpende beelden 'het treurende ouderpaar' staat.

vrijdag 29 mei 2015

Private James Broderick

Dag 5b - vrijdag 29 mei

Zijn familie was weggetrokken uit Ierland ergens aan het eind van de 19e eeuw. Op de vlucht voor de armoede en honger die gepaard ging met de gevreesde aardappelpest?

Na wat omzwervingen was het gezin  terechtgekomen in het Schotse Inverness. Ze woonden vlakbij de haven, in de Shore street, niet echt op stand. Het was een groot gezin en al die monden moesten gevoed worden. Was dit de reden waarom Duncan James Broderick zich opgaf als vrjjwilliger voor het leger?

We zullen het nooit weten. James, zoals hij zichzelf noemde, werd na een korte training ingedeeld bij de Tank Brigade, een gloednieuw onderdeel van het Britse leger dat verantwoordelijk was voor het pas ontwikkelde wapen, de tank.

Wat we wel weten, is dat private James Broderick op 28 april 1914, de oorlog was nauwelijks begonnen, een fatale wond opliep en stierf. Hij was net 21 jaar oud.

Hij ligt begraven op de Britse Tank Begraafplaats langs de D33 in Guemappe, bij Wancourt. Op z'n grafsteen liggen een paar steentjes - een joods gebruik om verbondenheid met de gestorvene iit te drukken. Naast de steen een kruisje met een 'poppie'. Na 101 jaar nog steeds niet vergeten. Ontroerend.

Vanochtend heb ik James gezocht want ik wist dat hij hier moest liggen. Zijn achterneef, George Crotts, had het me verteld. We kwamen George en zijn vrouw tegen in een restaurant in Ieper. Hij vertelde me dat ze die dag het graf van James hadden bezocht en ik vond het verhaal van James zo indrukwekkend dat ik George gevraagd heb het met jullie te mogen delen. Bij dezen.

Koud, tegenwind en de nachtegaal

Dag 5 - vrijdag 29 mei 2015; Arras -> Péronne (94 km/ totaal 299 km); trekkershut op camping bij jachthaven.

Naast alle cursiefjes over de Grote Oorlog nu even een indruk van hoe het mij is. Vandaag was een pittig dagje. Vanochtend vroeg uit Arras vertrokken, ik  had een hotel aan een van de mooie pleinen met oude gildehuizen. Gisteravond nog een mooie stadswandeling gemaakt. Genoten!

De route voert langs allerlei stille weggetjes en dat is fijn. Het gaat wel in de trant van 'de volgende 50 km geen winkels...' Nou ja, daar hou je dan rekening mee. Je ziet de dorpen in Frankrijk steeds meer ontvolken en dat is jammer.

Vanochtend koffie gedronken in zomaar een dorpskroegje en wat gekletst. Dat doe ik graag. Daarna stevig doorgefietst. Het was een lange etappe met stevige tegenwind en de ene helling na de andere. Daarnaast is het koud. Als ik blijf fietsen gaat het wel, maar als ik stilsta is het gemeen koud.

De omgeving is prachtig. Ik verlaat Pas de Calais en rijd het departement Somme binnen. Golvende akkers met bieten, aardappels, graan, bieten, vlas en koolzaad. De leeuwerik hangt juichend in de lucht en de geelgors fluit zijn heimweeroep. Overal in de dorpen zijn hordes mussen, boerenzwaluwen en in het moeras zingt de nachtegaal zjjn liefdeslied. Dit is mijn moederland, hier hoor ik thuis.

Jammer wel dat het weer niet meewerkt maar je moet het nemen zoals het komt. Om half zes ben ik in Péronne. Op de camping hebben ze een soort trekkershutten. Een mooi alternatief want op het moment dat ik de camping oprjjd vallen de eerste druppels uit de loodgrijze dag die al de hele dag dreigend boven de velden hangt.

Een warme douche en daarna eten en kletsen in de campingkroeg. Wat is het simpel om gelukkig te zijn.

De bisschop baalt

Dag 4d - 28 mei

De bisschop van Atrecht baalde. De Tachtigjarige oorlog (nou ja, die heette toen uiteraard nog niet zo) duurde nu al tien jaar en eerlijk gezegd had hij het wel gehad met die zelfgenoegzame, protestantse Hollanders.

En ja, het was waar: Atrecht of Arras zoals de Fransen zeggen was natuurlijk deel van de Nederlanden. De stad was de hoofdstad van de provincie Artois en dat was een provincie van de Nederlanden, maar wat was hoefde niet zo te blijven. Als conservatieve, Franstalige, goed katholieke provincie paste Artois toch al niet zo goed bij de rest van de Nederlanden vond de bisschop.

In 1579 sloot Artois een verdrag met Henegouwen en het Franstalige deel van Vlaanderen, de Unie van Atrecht. Dat deze Unie voor de bisschop niet helemaal nadelig uitpakte, was natuurlijk puur toeval.

De Unie was Atrecht bleef trouw aan de koning van Spanje. In de volgende eeuw werd Artois voorgoed een deel van Frankrijk. Zonder de bisschop hadden ze hier nu misschien Nederlands gesproken!

Moeder Canada

Dag 5c - 28 mei

Het voert te ver om alles te beschrijven wat ik zie en bezoek tijdens deze tocht (hoor ik daar een zucht van verlichting bij de lieve lezertjes?), maar één gedenkteken maakte naast Notre Dame de Lorette diepe indruk op mij. Dat is het torenhoge, wit marmeren monument op 'Vimy Ridge', slechts een paar kilometer verder.

Dit is het gebied van de eerste heuvels van het bekken van Parijs en om elke heuvel is hevig gevochten. Iets ten noorden van hier ligt de mijnstreek met z'n kolenmijnen. Toen nog in bedrijf, nu nog voor altijd herkenbaar aan de typische 'terrils', de sintelbergen die oprijzen uit het (daar nog vlakke) landschap.

Op de 'Vimy ridge' veroverden de Canadezen in april 1917 een heuvel op de Duitsers. Op de top ervan staat nu een torenhoog monument van witte steen vanwaar je de terrils kunt zien.

Het is een monument uit de twintiger jaren wat echter opvallend modern aandoet. Aangrijpend is het beeld van moeder Canada aan de achterkant van 't monument die de namloze gevallen soldaat in zijn graf troost.

Overigens, als Kathy, een jonge Canadese ranger (19) die bij 't monument dienst had, me niet had verteld dat 't moeder Canada was, had ik voetstoots aangenomen dat het de moeder Gods was. Ze lijken sprekend op elkaar. En ach, wat doet het ertoe. Eén ding is zeker: in een oorlog als deze hadden de soldaten behoefte aan troost van moeders, van heel veel moeders.

Nb: tijdens WO II is Hitler op bezoek geweest bij dit monument. Hij schijnt het gespaard te hebben om PR-redenen (sympathie opwekken bij de geallieerden).

donderdag 28 mei 2015

580.000 namen

Dag 5b - 28 mei

Florent Guilbert was schilder. Hij leefde in de 18e eeuw. Al jaren had hij last van zijn been en dit werd tenslotte zo erg dat de chirurgijn hem vertelde dat het been geamputeerd moest worden. Guilbert, een vroom katholiek, besloot op bedevaart te gaan naar het Italiaanse Lorette waar volgens de overlevering de moeder Gods geboren zou zjjn.

Na een lange en moeizame tocht kwam hij uiteindelijk weer thuis in zijn Franse dorpje, Ablain-St.-Nazaire, een kilometer of 20 ten noorden van Arras. Uit dankbaarheid liet hij op de heuvel achter het dorp een kapelletje bouwen dat al snel een bedevaartsoord werd.

Een paar jaar later, in 1789, brak de Franse revolutie uit. Zoals dat gaat bij dit soort gelegenheden zijn er dan ruim voldoende helden die vreugdevol vernietigen wat voor anderen waardevol en dierbaar is. Het kapelletje werd met de grond gelijk gemaakt.

Toen na de revolutie bleek dat het leven zonder godsdienst ook weinig sjeu had, werd de kapel herbouwd. Groter nu, want de pelgrims bleven toestromen.

De kapel van Notre Dame de Lorette lag precies boven op de strategisch gelegen heuvel van waaraf de Duitsers het Bassin van Parijs konden bestreiken. Dit gegeven plus de oeroude overlevering dat, wie de heuvel van Notre Dame in bezit had, uiteindelijk de overwinning zou behalen, was reden voor de Franse bevelhebber Joffre een verbeten strijd om de heuvel te voeren.

Deze strijd ging soms gepaard met grove vormen van incompetentie bij de Franse officieren. Zo hadden ze bevel gegeven dat iedere soldaat op z'n rug een wit linnen vierkant moest dragen. De reden daarvoor was dat de officieren zo de strijd makkelijker konden volgen. Uit de verte en met verrekijkers. Dat de soldaten daarmee schietschijven voor de Duitsers waren, deed er blijkbaar minder toe.

Op 9 mei 1915 begon Joffre met zijn offensief dat uiteindelijk 40 dagen zou duren. De heuvel werd veroverd. De terreinwinst bedroeg een halve kilometer. De prijs bedroeg 102.500 Franse soldaten.

In de jaren twintig is de bedevaartskapel herbouwd als basiliek. De witte kerk is  kilometers in de omtrek te zien. Het geld ervoor is bijeengebracht door de vrouwen van Frankrijk die treurden om hun mannen, zonen en broers. Joffre zou de geschiedenis ingaan als een van de grote  helden van Frankrijk. Talloze straten en pleinen zijn naar hem vernoemd.

Pas in 1978 werd  het beroemde boek 'Oorlogsdagboeken' van Louis Barthas  uitgegeven in Frankrijk. De beschrijving van een ooggetuige was te erg om geaccepteerd te worden door het Franse collectief. Ook 'Le feu', het boek waarvoor Henri Barbusse de Prix Goncourt ontving, gaat over deze slag om de heuvel van Notre Dame.

Rondom de kerk staan nu 40.000 (!) kruisen van daar omgekomen Franse jongens en mannen. Dit moet een van de grootste oorlogskerkhoven ter wereld zijn.
Minstens zo indrukwekkend, zo niet indrukwekkender is het monument tegenover de kerk. Hier is een drie meter hoge, zwarte cirkel van zestig meter in doorsnee gebouwd. De binnenkant van de cirkel bestaat uit koperen 'bladen' waarin de namen van alle gevallenen in het Pays de Calais staan gegraveerd, inclusief de  174.000 Duitsers die hier sneuvelden. In totaal 580.000 namen. Meer dan een half miljoen levens voor soms maar een paar meter terreinwinst of zelfs dat niet eens...

Nb: achter de bedevaartskerk Notre Dame de la Lorette bevindt zich een privé-museumpje dat nogal gedateerd is, maar één heel uniek iets heeft: een zaal met 48 zgn. 'diarama's'. Dit zijn originele foto's van 14-18 waarbij je alles in een techniek uit die tijd in 3d ziet. Echt heel bijzonder!

Bienvenue chez les Ch'tis!

Dag 5 - 28 mei 2015; Aubers -> Arras (66 km, totaal 205 km). (Hotel Les Trois  Luppars, 49 Grand Place)

Dit soort reizen heeft een enorme intensiteit. Vroeg uit de veren, een pittige fietstocht (het is hier niet echt vlak) met de nodige tegenwind en kou en iedere dag zorgen dat je je kostje bij elkaar scharrelt en een goede plek om te slapen vindt.

Dat op zichzelf is voldoende om de dag te vullen. Nee, wat het écht intensief maakt is het tot je door laten dringen wat hier allemaal gebeurd is. Dat heeft een enorme impakt op je geest merk ik. Je rijdt door geschonden landschap - als je er oog voor hebt zie je overal nog de verminkingen in het land - en overal, letterlijk overal zijn oorlogskerkhoven en memorials. Overal zijn mensen op zoek naar het graf van die of die (over)grootvader of een ander familielid.

Dit komt natuurlijk ook ten dele door de grote herdenkingen die vorig jaar maar ook dit jaar plaatsvinden. Het zijn evenzovele impulsen voor de toeristenindustrie. Maar wat zou het? In ieder geval krijgt de lokale economie nu een positieve impuls. Zo veel werkgelegenheid is er in dit deel van Frankrijk nou ook weer niet.

Arras ligt in Nord Pays de Calais. De streek heeft de reputatie dat het hier een niemandsland is waar de bewoners een bizar dialect spreken, het Ch'ti'. Misschien herinner je je de film 'Bienvenue chez les Ch'tis' uit 2008 waarbij een directeur van een postkantoor 'verbannen' werd naar Nord Pas de Calais. Een leuke film trouwens mocht je 'm nog niet gezien hebben. Een mooie streek trouwens ook, met golvende heuvels, kleine dorpjes en aardige mensen. Niks mis mee!

Morgen verder, richting Péronne, waar in de buurt de Slag om de Somme plaatsvond. Vanavond eerst maar 's een rondje door Arras met z'n prachtige Grand Place en z'n gildehuizen.

Da's nen zwaren patat...

Dag 4d - 27 mei

Een berichtje in een Westvlaams streekblad vorige week: '60 obusen gevonden bij bouwwerken'. Honderd jaar na de Grote Oorlog worden nog regelmatig niet-ontplofte granaten en andere blindgangers gevonden.

Vooral bij het ploegen in voor- en najaar komt er nog steeds van alles boven. De boeren leggen de 'obusen' aan de kant van de weg waarna de mijnopruimingsdienst ze komt halen. Bij Diksmuide zit al 100 jaar een speciale unit die z'n handen nog altijd vol heeft aan de restanten van de Grote Oorlog.

Na de oorlog kon er niet eens geboerd worden: het drainagesysteem waardoor  de blauwe klei van West-Vlaanderen bewerkt kon worden, lag compleet in puin. Daarnaast zat er zoveel onontplofte munitie in de grond dat dit jarenlang doodsoorzaak nr 1van de Westvlaamse boeren was.

En nu nog steeds vinden boeren met grote regelmaat onontplofte granaten in het land. Eén boer vond 'n obus tussen zijn aardappels en merkte droogjes op: 'Da's nen zwaren patat...'

De zwijntjesmart

Dag 4c - 27 mei

In het dorpje Mesen was na de oorlog geen steen meer op de andere gebleven.Jules Depoortere, een van de eerste inwoners die na de oorlog terugkwam, herkende zijn huis alleen nog aan de tegels van de keukenvloer.

Niet alleen de huizen, maar ook de kerk,  het stadhuis en het klooster waren verwoest. Voor de oorlog was Mesen het centrum van de omliggende gehuchten en door de jaarlijkse biggenmarkt - de zwijntjesmart - had het plaatsje ook een streekfunctie. Daarnaast was er een groot klooster waarvan de nonnen zich gespecialiseerd hadden als internaat voor de dochters van legerofficieren.

Na de oorlog was alles anders. De rijkere inwoners kwamen vaak niet meer terug naar het dorp en weken uit naar Rjjssel. De zusters gaven het klooster op en trokken naar Oost-Vlaanderen. Boeren hadden geen vee meer voor de zwijntjesmart en al met al slonk het inwonertal tot zo'n 1200 mensen, de helft van het oorspronkelijke aantal.

Toch hernam het leven z'n loop. Er werden noodwoningen gebouwd, allemaal 10 m achter de rooilijn zodat daarvoor mettertijd de permanente woningen konden worden gebouwd. In 1922 werd, tussen de puinhopen, alweer halfvasten gevierd. En het toerisme kwam op gang. Nog geen jaar na de wapenstilstand reden de eerste auto's met oorlogstoeristen al rond en dat doen ze nog steeds.

Wat nu, in 2015 ovallend is, dat er zoveel nieuwe huizen worden gebouwd. De 'oorlogshuizen' van 14-18 en van 40-45 waren van slechte kwaliteit. Er waren geen vakmensen meer en bouwmaterialen waren schaars.  Blijkbaar is 't nu de tijd - en is er geld - om dat te veranderen. 

Het inktpotje van de premier

Dag 3c - 27 mei

Als je van Ieper naar de Franse grens fietst, wordt het steeds heuvelachtiger. Na de Tweede Slag om Ieper waren de Enfelsen in een halve cirkel ('Salient') om de stad bljjven steken. De Duitsers hadden, onder leiding van o.a. de Beierse prins Rupprecht de zuidelijke heuvels in bezit en dat was strategisch een dubbel voordeel.

Ten eerste natuurlijk omdat je vanaf de heuvels een prachtig uitzicht hebt op de dalen waardoor je met een relatief klein aantal mannen overwicht kunt houden. Een ander, minstens zo groot voordeel was dat het hoger op de heuvels droog was, waar de Britse loopgraven in de lagere gedeelten om de haverklap volliepen omdat de sluizen bij Nieuwpoort immers nog open stonden.

Na de Tweede Slag om Ieper was het de geallieerden zonneklaar dat er wat diende te gebeuren. Besloten werd de Duitse stellingen te ondertunnelen en in die tunnels zoveel mijnen aan te brengen dat de Duitse stellingen voorgoed vernietigd werden.

Vanaf 1916 werden er in het diepste geheim tunnels aangelegd. Dit gebeurde door Noord-Engelse mijnwerkers en de arbeiders die de Londense ondergrondse hadden aangelegd. Deze laatsten beheersten de kunst van het zgn. 'clay-kicking' waarbij ze op een plank op hun rug lagen met een soort van messen aan hun voeten. Dit was veel effectiever in de stugge blauwe klei dan te werken met boren die steeds vastliepen.

De Duitsers waren natuurlijk ook niet van gisteren en hadden algauw in de gaten wat gebeurde. Ook zij groeven tunnels die soms uitkwamen in een geallieerde tunnel. Dan ontspon zich een man-tot-man gevecht in de donkere, nauwe tunnelgangen. Een nachtmerrie voor iedere soldaat die aan de tunnels werkte.

Op 7 juni 1917, om tien over drie 's ochtends, lieten de geallieerden 19 mijnen tegelijk exploderen onder de Duitse stellingen. De explosie was zó heftig dat ver weg, op het Londense  bureau van de Engelse premier Lloyd George, die tot diep in de nacht aan het werk was, de glazen inktpotjes stonden te rinkelen.

Veel Duitse soldaten werden bij deze aanval letterlijk in stukken gereten of levend begraven. De overlevenden gaven zich in drommen over. Het was het eerste - en tijdelijke - succes van de Engelsen in de Salient. Overal in het landschap zijn nu nog steeds de verminkingen van die aanslsg zichtbaar in de vorm van bomkraters. De grootste krater is bovenop de hoogste heuvel die een prachtig uitzicht biedt op Mesen en de dorpjes daaromheen. Deze krater is nu een meertje dat bekend staat als 'the pool of peace'.

Vele jaren later, in de zomer van 1955, viel het laatste slachtoffer van deze slag. Niet alle mijnen waren in 1917 tot ontploffing gebracht en in de chaos van de strijd waren die onontplofte mijnen diep in de grond bljjven zitten. Tot die zomerdag in 1955 de bliksem insloeg in de elektriciteitskabel bij Gheer, vlakbij Mesen. Deze inslag bracht de diep onder het weiland gelegen mijn tot ontploffing waarbij Bella 3 het leven liet. Haar overige koeien-zusters kwamen met de schrik vrij maar melk geven was er die dag niet meer bij.

Het aquarel van Adolf

Dag 3b - 27 mei

Ergens in de Vlaamse velden tegen de Franse grens diende in 1914 een jonge Duitse soldaat uit München. Eigenlijk kwam hij uit Oostenrijk, maar door een listig bedrog bij de burgerlijke stand was hij nu officieel Duits staatsburger. Hij liet er geen gras over groeien en meldde zich direct aan als vrijwilliger in het leger van der Kaiser.

Samen met zijn compagnie werd hij eerst naar de Somme en daarna naar België gestuurd. Eigenlijk was het een onopvallend type. Hij praatte graag en veel over politiek, was dol op het hondje van de compagnie en deed uitstekend werk als koerier. Dat was stukken minder gevaarlijk dan dienst doen in de loopgraven overigens. Verder tekende hij graag. Vrienden had hij eigenlijk niet. Het was een beetje een Einzelgänger.

Hij had wel de pech om op het verkeerde moment op de verkeerde plaats te zijn. Op 7 juni 1917 ontploften er onder de Duitse posities bij Mesen 19 mijnen die daar door de Tommy's in tunnels waren gelegd. Tientallen Duitse soldaten kwamen om het leven. In de daaropvolgende strijd bleef zowat geen steen op de andere van het nabijgelegen dorpje Mesen.

De Duitse soldaten werden aangemoedigd foto's van het slagveld te maken. Engelse soldaten was dit verboden. Onze jonge soldaat uit München was gewond geraakt bij deze aanval. Hij had geen fototoestel maar maakte een aquarel van de zwaar verwoeste kerk in Mesen. Het origineel hangt nu in het Poesjkin museum in Moskou. Een kopie hangt in het bijzonder aardige streekmuseum te Mesen.

Niet ver van Mesen, in de Engelse sector, diende op datzelfde moment een jonge Britse dandy met een voorliefde voor politiek en sigaren.  23 jaar later zouden beide mannen opnieuw tegenover elkaar komen te staan. Winston Churchill als leider van de Britse troepen en de aquarellist uit München als de onbetwiste Führer van de Duitse nazi-troepen.

woensdag 27 mei 2015

De mooie Aline

Dag 3 - woensdag 27 mei; Ieper (B) -> Aubers (Fr), 46 km. (Camping Les Roses, rue Basse 60).

(Vanaf vandaag ben ik alleen onderweg. Eergisteren en gisteren was Atje er bij en was een trekkershut op Camping Jeugdstadion in Ieper onze uitvalsbasis.)

Valère Maes was nauwelijks 18 jaar oud toen hij moest opkomen voor zijn nummer. Zoals alle Vlaamse jongens werd hij gewoon soldaat. Om officier in het Belgische leger te kunnen worden moest je Frans spreken en dat kon hij, een gewone volksjongen, niet.

Drie jaar lang diende hij met zijn compagnie in de loopgraven bij Menen. Dat is een sector waar bijzonder hard is gevochten en waar veel slachtoffers vielen. De oorlog trok een zware wissel op Valère. De aanhoudende beschietingen, de sluipschutters, de kou, de luizen, de geestelijke en fysieke uitputting eisten hun tol.

Valère had een zuster. Zo eentje van het soort dat geen zeer doet aan je ogen. Ze heette Aline en was een erkende schoonheid in het dorp. Met haar ronde vormen en zwoele oogopslag bracht ze menig Vlaamse jongen het hoofd op hol.

Die hadden echter het nakijken want een van de Franse officieren van Valères compagnie had een oogje op deze  Vlaamse schone. En zoals dat gaat bij economie en in de liefde: de hoogste bieder wint.

Nu kon onze Waalse officier zijn schoonbroer (zo heet dat in België) natuurlijk niet laten kreperen in de loopgraven. Zoiets komt immers het humeur van de jonggehuwde bruid niet ten goede.

Kort en goed: binnen twee weken was Valère benoemd tot hulpje in de veldkeuken en hoefde hij geen loopgraaf meer in. Een jaar later was er niemand van zijn compagnie nog in leven.

Na de oorlog was er overal honger, armoede en gebrek. Valère kreeg van zijn vader een voorschot op de erfenis: een sigarendoosje met goudstukken. Hij beproefde zijn geluk als bakker in Vilvoorde en bouwde een mooi bedrijf op. Gepraat over wat er gebeurd was in de loopgraven werd er niet. Er moest gewerkt worden. Een bedrijf worden opgebouwd.

Eind jaren dertig keerde hij terug naar zijn geboortestreek en vestigde zich als bakker in Poperinge. Kort daarna brak de Tweede Wereldoorlog uit. De Duitsers confiskeerden zijn zaak en toen die verslagen waren, namen de Engelsen zijn bakkerij over als veldkeuken.

Ergens tegen het eind van de oorlog zakte Valère opeens in elkaar. Totaal onverwacht. Dood door een hartstilstand als gevolg van jarenlange stress. De loopgravenoorlog had hem eindelijk ingehaald.

(Het verhaal over Valère hoorde ik vanmiddag van zijn kleinzoon Bernard Staelens bij de 'Pool of Peace' bij Menen. Zijn verhaal is het verhaal van zovele Vlaamse jongens die door de Franstalige elite als kanonnenvoer werden gebruikt. Dit zou leiden tot virulent Vlaams nationalisme na de oorlog, maar dat is een ander verhaal.)

We will remember them

Dag 2c - 26 mei

Ieper is een stad van paradoxen. Het is een aantrekkelijke, levendige, typisch Vlaamse stad met in het middelpunt de markt omzoomd door 17e eeuwse gebouwen. De immens grote Lakenhal met 46 toegangsdeuren waarboven een imposant belfort uittorent, is het absolute hoogtepunt van architecturele schoonheid. Maar Ieper is Ieper niet meer. De stad is een kopie van zichzelf.

Tijdens de oorlog werd de stad zo hevig beschadigd dat vrijwel geen enkele steen op de andere bleef. Volgens sommigen was de verwoesting van dien aard dat deze het eind van de westerse beschaving inluidde. Winston Churchill vond dat er maar één redelijk alternatief voor de toekomst van Ieper was: hij wilde dat de stad in ruïnes bleef liggen om als een soort Belgisch Pompeï de mensheid te waarschuwen tegen de waanzin van de oorlog.

Een charmant idee, maar de Vlamingen dachten er anders over. Nu was de stad een paar jaar voor de Grote Oorlog grondig opgeknapt en gerestaureerd. Er waren daardoor foto's van alle belangrijke gebouwen bewaard gebleven. Na de oorlog werd Ieper dan ook met veel inzet zo goed als mogelijk nagebouwd, veelal met gebruikmaking van de oude stenen. Een keus waarvan de stad tot op de dag van vandaag de zoete vruchten plukt.

Natuurlijk is er ook veel verloren gegaan. Bekend zijn de verhalen van de Britse soldaten en officieren (!) die met hamer en beitel ornamenten uit het puin van historische gebouwen sloopten als souvenir voor thuis. Maar goed, de stad is prachtig herbouwd en paradoxaal genoeg verdient zij nu haar bestaan voor een groot deel aan het oorlogstoerisme.

Ieper wordt compleet overlopen door Britten. Ze zijn overal: in het museum, op de gedenkplaatsen, in de cafés en op de markt. 's Ochtends zet de hele stoet zich in beweging en trekt met bussen, per auto en op de fiets de stad uit om de vele slagvelden en begraafplaatsen in de omgeving te bezoeken. Op iedere straathoek is wel een 'guided tour' met gids te boeken en bij alle monumenten staan ronkende touringcars te wachten (tot groot genoegen van omwonenden) tot de toeristen zich melden voor de volgende étappe van de toer.

Dit fenomeen heeft, zoals zoveel in het leven, z'n voors en tegens. De pluspunten zijn dat Ieper er ontegenzeggelijk door groeit en bloeit. Verder wordt menige Brit (plus bewoners van de andere Gemenebest-landen) bevestigd in z'n nostalgische gevoelens van het soort van 'Brittannia rules the waves'.

Het was niet voor niets dat Margareth Thatcher in de 80er jaren - behalve zich bezig te houden met de Falklands - ook opdracht gaf de Eerste Wereloorlog op te nemen in het curriculum van alle scholen. Mét verplicht bezoek aan de slagvelden. Zo mochten wij vandaag getuige zijn van hele Britse schoolklassen die werden bijgepraat over het fenomeen bomkraters en de gevolgen van stress te velde. Leerzaam!

Veel van die kids waren vanavond ook present bij het beroemde blazen van de Last Post. Dit is een fenomeen. Al sinds 1927, toen de imposante (en volgens sommigen megalomane) Menenpoort was voltooid, wordt deze ceremonie daar elke avond gehouden. Vanavond waren er maar schatting zo'n 1000 mensen bijeen. Lange rijen met bussen brengen de mensen naar de poort en vanuit de stad trekt een hele stoet volk die kant op.

Stipt om acht uur wordt het muisstil. Daarna blazen een of meer mannen op de bugel de 'Last Post', hét muzikale afscheid bij militaire begrafenissen. Vervolgens citeert iemand - doorgaans een besnord, martiaal type op  eerdbiedwaardige leeftijd, de beroemde versregels van Binyon 'For the Fallen' eindigend op: 'We will remember them'.  Deze laatste zin wordt als een weesgegroetje meegesproken door alle aanwezigen.

Op mij maakte het de indruk van een soort bezwering. Alsof het wegzinken in de vergetelheid van alle gevallenen een enorm onheil teweeg zou brengen. Iets wat kost wat kost vermeden moet worden. En misschien is dat ook zo. Immers, wie zijn verleden vergeet, is gedoemd het te herhalen. We will remember them... Terecht!