vrijdag 12 juni 2015

Boer in Frankrijk

17d - 11 juni
Miel was een van negen kinderen van een kleine boer uit het Vlaamse Bouckhaute. Een dorp aan de grens met Zeeuws-Vlaanderen. Hij was geboren in 1902 en had als kind de verhalen over de oorlog meegekregen. Het front in Ieper lag immers geen vijftig kilometer verder en ook zijn vader had de goede trekpaarden moeten afstaan aan het leger.
Begin jaren twintig trouwde hij met zijn Madeleine. Een opmerkelijk mooi meisje met een gevoelige, melancholieke inslag. Hij wilde boer zijn, maar zijn broer erfde als oudste de boerderij en in België was geen betaalbare grond te vinden.
In Frankrijk, dat in die tijd sterk verarmd was, waren veel boerenzonen niet teruggekomen uit de oorlog. Voor de Franse regering was het na la Grande Guerre een groot probleem om de voedselproduktie weer op gang te brengen. Boeren hadden ze nodig, jonge boeren die het lege platteland opnieuw tot bloei konden brengen.
Miel en Madeleine waagden de sprong. Na een dagenlange treinreis en het laatste stuk met paard en wagen kwamen ze aan in La Vendue Mignot, een piepklein dorpje ten zuiden van Troyes.
Ze kochten er een boerderij en settelden zich zo goed en zo kwaad als het ging met de taal. Geen van beiden sprak ook maar één woord Frans. Het land leek op hun geboortestreek: weilanden afgewisseld met akkers. Anders dan in Vlaanderen glooide hier het land en er waren uitgestrekte bossen met veel wild: herten, reeën, everzwijnen. Miel ontwikkelde zich tot een hartstochtelijk jager die altijd wel een of twee goede  jachthonden had.
Ze werkten hard en kochten vee. Stieren fokken, daar was Miel goed in, en hij was voor de donder niet bang om tussen de grote, ruige beesten door te lopen in het weiland, ze strelend over hun kop bij het passeren.
Er kwamen kinderen: eerst een jongen, toen een meisje en daarna weer een jongen. Later zouden er nog veel meer volgen.
Zoals Miel en Madeleine waren er veel boerenzonen en -dochters uit België en Nederland die naar Frankrijk trokken. Het was onze eerste emigratiegolf die plaatsvond tussen beide wereldoorlogen.
Miel en Madeleine waren mijn pépé en mémé, mijn Vlaamse grootouders, mijn persoonlijke verbinding met de gevolgen van la Grande Guerre.

De wandelstok van generaal Patton

Dag 17c - 11 juni

De Grote Oorlog is het grootste conflict geweest dat ooit op aarde is uitgevochten. Nooit eerder en - laten we hopen - nooit later zijn er zoveel doden en gewonden gevallen bij een gewapend conflict. Het was een oorlog op industriële schaal die begonnen was als een ouderwets, 19e eeuws treffen.

La Grande Guerre is in veel opzichten het verhaal van gekwetse ego's, van wraak, arrogantie, van blind geloof in eigen gelijk, van de zucht naar persoonlijke roem en eer. Het is het verhaal van persoonlijke moed, van opoffering, van onbeschrijflijk leed, van kameraderie en wanhoop.

Her beslissende gewicht werd in het laatste oorlogsjaar door de Amerikanen in de schaal geworpen. Toen zij eenmaal besloten hadden om mee te doen aan de zijde van de geallieerden, was er voor de Duitsers geen houden meer aan.

Iedere maand werden 30.000 verse 'doughboys' uit Amerika aangevoerd. Zij waren jong, enthousiast, goed bewapend en geloofden er heilig in dat zij de beslissing zouden forceren. En dat deden ze ook.

Vooral in de Argonne zijn ze actief geweest. Ze stonden daar deels tegenover Duitsers die al vier jaar de gruwelen van de strijd hadden meegemaakt, inclusief de vreselijk strenge winter van 1915. In Duitsland werden inmiddels de 16- en 17-jarigen al onder de wapenen geroepen.

Niet dat de Amerikanen alles zo handig aanpakten. Er zijn legio verhalen om dat te staven. Zo kuierde  generaal Patton - met wandelstok! - tijdens een aanval van zijn mannen naast de oprukkende tanks terwijl de kogels hem om de oren floten. In een brief aan zijn vader had hij de vorige dag geschreven dat hij voelde dat het weer tijd was voor 'een Patton om te sterven'. Het resultaat: hij werd licht gewond aan zijn been en kreeg prompt een hoge onderscheiding toegekend voor persoonlijke moed.

Toen de Amerikanen Sedan innamen - de plaats waar de Fransen in 1870 zo roemloos waren vernederd door de Duitsers - hoopte generaal Foch dat de Fransen de stad formeel zouden kunnen innemen. Mis poes! Uit een misplaatst gevoel voor competitie had het Amerikaanse opperbevel z'n troepen opgedragen zo snel mogelijk door te stoten en de stad in te nemen. De zoete wraak werd door Amerikaanse botheid ruw verstoord. Foch heeft het generaal Pershing nooit vergeven.

Op elf november 1918 werd in het bos bij Compiègne de wapenstilstand ondertekend. Compleet met vernederingen en onmogeljjke herstelbetalingen volgens het recept van Foch.

Het zou geen vijf jaar duren voor een besnorde oorlogsveteraan in een Brauhuis in München een potje op het vuur zou zetten om dat recept te koken. Een potje dat al snel zou overkoken en in 1939 tot desastreuze gevolgen zou leiden voor - alweer - miljoenen mensen. Maar dat is een ander verhaal.

donderdag 11 juni 2015

De broedermoord

Dag 17b - 11 juni

Hier in de Elzas was de mobilisatie nog ingewikkelder dan elders. Immers: naar welk land ging je loyaliteit uit? Naar het 'oorspronkelijke' moederland Frankrijk of naar Duitsland, onder wiens bestuur immers alle 18-jarigen van 1914 geboren waren?

Hele gezinnen en families werden verscheurd door dit conflict. Uiteindelijk kozen 3000 Elzasser mannen voor het Franse leger en glipten over de grens om dienst te nemen. Het moet een heftige teleurstelling voor deze mannen geweest zjjn toen ze hoorden dat ze niet in het normale Franse leger mochten dienen maar zich moesten aanmelden voor het Vreemdelingenlegioen. Ze mochten wel sterven voor la Patrie, maar erbij horen... ho maar!

Deze mannen werden doorgaans zo ver mogelijk van de Elzas ingezet om te voorkomen dat ze toch last van een dubbele loyaliteit zouden krijgen.
En zo gebeurde het dat er plaatsen waren waar broer tegen broer, vader tegen zoon vocht in dit genadeloze cirkus van de waanzin. Een broedermoord zonder weerga, in veel opzichten.

Laatste etappe

Dag 17a - Donderdag 11 juni 2015; Guebwiller -> via Col Amic (le Grand Ballon) -> Hartmannswillerkopf -> Cernay (34 km, totaal 1102 km gereden); prachtige, zonnige dag, 's middags 35 graden.

Vanochtend op tijd op en om kwart voor negen reed ik de camping af. Gek gevoel dat dit de laatste fietsdag is. Basel haal ik dus niet, maar het is niet anders.

Vandaag staan als toetje de Col Amic en Hartmannswillerkopf op het programma. Le Col Amic zit op de route naar le Grand Ballon, de fameuze hoogste berg in de Vogezen waar alle wielrenners en motorrijders per se tegenop willen.

Ik moet zeggen, het is echt een mooie berg om op te rijden. Schitterend gemengd bos op de col afgewisseld door bergweiden gestoffeerd door koetjes-met-bellen. Helemaal goed om alvast te wennen aan het Alpengevoel van volgende week (waarin we een huttentocht gaan lopen in Oostenrijk).

Het stijgingspercentage varieert van krap 4 tot ruim 7%. Iedere kilometer staat er een bordje langs de kant van de weg waarop het stijgingspercentage van de volgende kilometer vermeld staat.

Om te klimmen met de fiets moet je volgens mij drie dingen hebben: kracht, geduld en gezond verstand. Nu zijn dat dingen die vaker van pas komen, dus dat komt goed uit. Kracht hoef ik niet toe te lichten, want 16 km bergop met dit soort stijgingspercentages moet je wel in de benen hebben en - mind you - fiets en bagage wegen heel wat. Het is maar goed dat ik superslank ben 😊.

Geduld is ook belangrijk: je niet over de kop rijden maar geduldig in je eigen thema naar boven rijden, ongeacht hoeveel er je voorbijrijden. En dat zijn er heel wat. Eerst alleen wielrenners. Weleens opgemerkt wat een matineus volkje dat is?

Om een uur of elf komen de motorrijders. Dat zijn de echte kerels. Doorgaans in groepen. Strak in het leren pak en met een overdosis aan PK's tussen de benen scheuren ze naar boven. Sommigen naderen je daarbij zo dicht dat ze de vouwen uit je koersbroek rijden. En ze stinken. Kan iemand mij 's uitleggen waarom een motor zoveel herrie moet maken en zo moet stinken terwijl bijna iedere auto stil en schoon is? Ik vermoed dat het een testosterondingetje is.

En tenslotte gezond verstand. Prioriteit nr. 1 bij dit soort tochten (en niet alleen daar) is goed voor jezelf zorgen. Dus: op tijd iets eten en goed blijven drinken en met regelmaat een kleine pauze. Dat, plus m'n gele hesje aan om motor- en camperbestuurders erop te wjjzen dat ik hecht aan het leven.

Een kleine drie uur na vertrek stond ik oo de Col d'Amic. Daar slaan de meeste wielrenners rechtsaf, richting le Grand Ballon. Ik ging linksaf, richting Vieil Armand ofwel de Hartmannswillerkopf. Hiet staat een enorm gedenkteken voor iedere soldaat die hier in de buurt is gesneuveld - naar schatting 12.000. Het is een gemengd kerkhof waar Fransen, Duitsers en geallieerden liggen. Door elkaar, om de doodsimpele reden dat bij heel veel gesneuvelden niet meer te achterhalen valt wat voor nationaliteit iemand had. De Dood als grote Gelijkmaker.

Achter het gedenkteken, een soort kapel onder de grond met altaar met Maria en Kind, ligt een groot stuk bos met een rondwandeling langs oude stellingen.

Gilbert, de dienstdoende bewaker, drukt me op het hart niet van het pad af te wjjken 'levensgevaarlijk'. Een paar weken geleden is er nog munitie gevonden: een granaat uit de Grote Oorlog en een paar kogels uit 1870-1871. Zowel uit de granaat als uit de kogels was het kruit nog droog en ontvlambaar geweest.

Volgens Gilbert hebben geleerden uitgezocht hoelang het nog gaat duren voor de bodem hier helemaal vrij is van de resten uit de oorlog. 'Nou, wat denkt u?' Ik gok op 100 jaar. 'Achthonderd jaar', zegt Gilbert nadrukkelijk, 'achthonderd jaar.. !'

Daarna volgt een lange en snelle afdaling naar Cernay. Wel geconcentreerd. Eén steen op de weg of een gat dat je niet ziet en ik kan een nieuw permanentje laten zetten.

Om twee uur ben ik bij de kerk van Cernay, het afgesproken trefpunt met Atje. Toevallig komt ook Christiaan voorbij, een van de Frontlinierijders die ik af en toe ontmoet. Hij is bijna in Basel. Ik stop ermee. Tijd voor andere dingen!

Dank voor jullie meelezen!! Ik zal het blog nog aanvullen met foto's en nog wat tekst maar het meeste daarvan zal pas over een paar weken plaatsvinden.

woensdag 10 juni 2015

De makkers in de strijd

Dag 16b - 10 juni

Veertien miljoen van hen deden mee aan de strijd. Gedwongen. Tien miljoen van hen vonden de dood, een paar honderd van hen kreeg zelfs een medaille of andere onderscheiding.

We hebben het natuurlijk over dieren. La Grande Guerre zou de laatste oorlog zijn waarop op zo'n grote schaal dieren als strijdmakkers werden ingezet.

Bij de Grote Oorlog denk je al gauw aan paarden. En inderdaad zijn er miljoenen paarden, muildieren, ezels, ossen en koeien ingezet. Als rijdier voor de officieren en als trek-en lastdier voor het vervoer van van alles en nog wat, variërend van wapens tot voedsel tot gewonden. En om opgegeten te worden, dat ook.

Een paard is van nature een vluchtdier. Ik word er koud van als ik bedenk hoe bang deze dieren vaak geweest moesten zijn en onder welke gruwelijke omstandigheden ze hun werk moesten doen. De zorg voor de paarden was trouwens een zeer begeerd baantje: je was weg uit de onmiddellijke frontlinie en daarmee veiliger en veel mannen die hun affectie nergens anders kwijt konden, konden deze kwjjt in de zorg voor dieren.

Honden zijn er ook veel gebruikt. Voor de oorlog was het heel normaal dat grote honden karretjes trokken met melkbussen of zo. In de oorlog trokken ze karretjes met mitrailleurs of eten enz. Ze werden ook gebruikt om boodschappen te versturen en - vaak eenmalig - om boobytraps op te sporen. Van Hitler was het bekend dat hij dol was op de hond van zijn regiment.

Andere dieren hadden vooral een mascotte-functie: een Engels garnizoen sleepte overal een geit mee naartoe en een Duits commando had een wild (!) varken als mascotte. Dit ging overigens mis toen het varken de eigen manschappen ging aanvallen. Het zwijn eindigde roemloos in de soep.

Helemaal bizar maakten de troepen  uit Afrika het. Natuurlijk waren er de aapjes, maar één regiment had een heuse olifant bij zich. Hij schijnt handig te zijn geweest met hout sjouwen.

Wat weinig bekend is, is dat hier in de Elzas het Franse leger sledehonden gebruikte. Ze hebben er 400 gekocht in Alaska en die zijn vanaf 1915 ingezet voor allerlei vervoer per slede en 's zomers met speciale karretjes.

Verder was er ergens een kolonel die blijkbaar dol was op verse melk, want die had een koe vlak achter het front staan. De postduiven mogen we ook niet vergeten. In speciale kistjes werden ze meegenomen naar het front. Vaak konden hiermee nog berichten worden verstuurd als alle andere manieren van communicatie onmogelijk waren.

Er zijn nog prachtige verhalen van soldaten die een poes of hondje in de loopgraaf hadden met het oog op de vele ratten die daar voorkwamen.

De oorlog moet een ongelooflijke stress veroorzaakt hebben bij veel van deze dieren, maar zeker is wel dat veel soldaten net dat beetje liefde bij die dieren kwijt konden en kregen waardoor de dunne grens tussen waanzin en overleven niet werd overschreden. Alleen dat al is meer waard dan een medaille!

De prutsdag

Dag 17 a - woensdag 10 juni; Chambres d'hôte des Combes (vlakbij Collette des Linges) -> Guebwiller (camping bij Issenheim); 31 km (?); vanochtend koud, mistig, vanmiddag fris maar zonnig.

Qua fietsen had ik vandaag m'n dag niet. Dat heb je soms. Misschien was ik nog moe van gister en eergister, maar in ieder geval wilde het niet.

Na een heerlijk, overvloedig en gezellig ontbijt in des Combes (waarbij ik ook nog  lekkers voor onderweg toegestopt kreeg; dank Caroline!) ben ik eerst naar het museum Memorial de Linge gegaan. Dat ligt nog geen kilometer verder dan des Combes. Om 9.10 u was ik de eerste bezoeker en dus namen de gastheer en -vrouw veel tijd voor me. Was boeiend.
Over het museum (echt een aanrader, zonde om dit te missen) in een volgend stukje.

Daarna de berg af richting Turckheim. Mrt ruim dertig per uur door de kou naar beneden, daar wordt je dus zelf ijs-en ijskoud van. Bbbrrrr....

Tijd voor koffie en Flammkuchen in Turckheim. Gisteravond was er verteld over allerlei Elzasser specialiteiten en dit is er een van. Een soort superdunne pizzabodem met kaas, ui en spekjes. Kijk, als pedaleur mág je dit soort lunches zonder gewetenswroeging eten he 😊.

Turckheim is een prachtig oud stadje met heel veel vakwerkhuizen, geraniums en ooievaars. O ja, en toeristen, die ook.
Zo volgen er nog wat dorpjes. Je zit hier middenin het gebied waar de wijnvelden van de Riesling liggen. Mooi!

Tot nog toe vond ik de route erg mooi. Nu kwam er een stukje wat ik minder vond. Tussen Equisheim (dit jaar verkozen tot mooiste dorp van Frankrjjk!) en Westhalten gaat de route dwars door de wijnvelden. Daar zitten een paar vervelend steile stukjes in, maar ook erg slecht berijdbare grindwegen. Het gevolg is dat je voor geen meter opschiet en doodmoe wordt. Voor dit stuk mag voor mij een asfaltalternatief komen (en verder werkelijk niets dan lif voor de routemaker).

Het was dus qua fietsen een echte prutsdag. De pijp ging uit (ik wilde eigenlijk tot Cernay maar daarvoor ligt nog een stevig colletje) en dus heb ik gekozen voor het zinnige alternatief: boodschappen gedaan en een camping opgezocht. Morgen laatste etappe voor mij: in Cernay pikt Atje me op.

Der Kaiser zegt 'Danke schön!'

Dag 16b - dinsdag 9 juni

Vanuit het zachtglooiendd Lorraine ben ik het veel spectaculairdere Elzas  binnengefietst met z'n beboste bergen en prachtige uitzichten. Ook hier is veel en hard gestreden. Voor zover ik weet, is de Elzas het enige gebied waar de Fransen ook Duitsland zijn binnengevallen. Maar het begon allemaal met een spectaculair cadeau aan der Kaiser.

Wat gebeurde er? Zoals jullie weten was het Franse leger geconcentreerd in het noordwesten, het gebied van Elzas-Lotharingen. Simpelweg omdat niemand had bedacht dat de vijand wel 's langs de achterdeur, via het neutrale België, zou kunnen binnenvallen.

Op 30 juni 1914, dus wanneer heel Europa op 't randje van oorlog is, doet de Franse regering nog een onverwacht diplomatiek gebaar in Elzas-Lotharingen. Ze trekt haar hele leger tien kilometer terug van de grens met Duirsland. Sommigen zeggen dat dit gebeurt om Duitsland ertoe te bewegen niet aan te vallen. Anderen zeggen dat de Fransen hiermee heel duidelijk wilden maken dat niet zij, maar de Duitsers de agressor waren.

Hoe het ook zij: de Duitsers zeiden 'Danke schön' en pikten in no time het gebied in. Gek hè? Met als gevolg dat de Fransen niet alleen een flink stuk land kwijt waren, maar ook een aantal strategische cols.

Vervolgens werd er hard om het gebied gevochten waarbij de eerste Franse soldaat van de oorlog sneuvelde, hij heette André Peugeot. De Fransen wisten door te dringen tot over de Duitse grens maar zijn uiteindelijk teruggeslagen waardoor er ook hier een stellingenoorlog ontstond.

Op vele cols zijn nog restanten van deze stellingen terug te vinden. De meeste zijn eigenlijk alleen te voet te bereiken maar langs de route ligt Collet du Linge waar een museum is en waar nog o.a. goed bewaarde loopgraven te zien zjjn.

Sommige loopgraven lagen zo dicht bij elkaar dat Duitsers en Fransen tegen elkaar konden praten zonder daarbij te hoeven schreeuwen. Het laat zich raden welke teksten hierbij over en weer gingen.

Opmerkelijk is iedere keer dat de Duitse loopgraven en stellingen goed bewaard zijn gebleven, waar de Franse kapot zijn en soms nauwelijks nog herkenbaar. Dit komt, we zagen het al eerder, doordat de Fransen streden volgens het principe 'attaque à l'outrance', aanval tot het uiterste. Een degelijke stelling bouwen hoefde dan immers niet omdat je daarmee zou zeggen dat je aanval misschien wel 's niet zou kunnen lukken. Er moeten tienduizenden (of veel meer) Franse jongens en mannen volstrekt onnodig zjjn gesneuveld hierdoor. Gelukkig wél allemaal glorieus op het veld van eer 'pour la Patrie...'